TRAININGS HANDBOEK KANOPOLO
6. SPELTECHNIEK
TECHNIEKEN
Bij de speltechniek is het belangrijk om in de gaten te houden waar de bal is en je
medespelers zijn. Het komt hier dus niet neer op individuele training, maar op
groepsdynamische vorming. In principe bestaat de speltechniek uit het aanvallen,
verdedigen, positievaren en storen.
1. Aanvallen
A. Counteren
Counteren of uitbreken gebeurt meestal na balverlies van de tegenstander. E�n of twee
spelers die het gunstigste liggen, sprinten naar voren, krijgen de bal vanachteren
aangespeeld en scoren. Hierbij moet in de gaten worden gehouden, dat de bal wel
toegespeeld kan worden. Wel de achterhoede in de gaten blijven houden. De rest van het
team gaat naar een positie van waaruit zowel verdedigd als aangevallen kan wor- den. Als
toch balverlies wordt geleden, moet direct worden omgedraaid en teruggesprint.
B. Opbouwen vanaf achterlijn
Dit gebeurt meestal na een achterbal. Er moet nu niet in 1 keer naar voren worden
gesprint. Zorg ervoor dat je aanspeelbaar bent en houdt het spel breed. D.m.v. beheerst en
snel overspel met het hele team de aanval opbouwen.
C. Opbouwen vanaf middenlijn
Na een doelpunt wordt de bal vanuit het midden uitgenomen. Meestal moet nu de aanval
beheerst en snel worden opgebouwd. Zorg ervoor dat je als team in balbezit blijft.
D. Aanval over 1 zijkant
Twee spelers gaan storen, terwijl een derde stiekem met de bal er omheen vaart. Deze vaart
door tot vlak bij de achterlijn. Indien mogelijk kan worden gescoord en anders de bal
terugspelen. <P.E. Aanval middendoor
De spelers aan de buitenkant van het veld lokken de verdedigers mee naar de zijkant.
Hierdoor kan in het midden een gat ontstaan, waar ingevaren en gescoord kan worden. Indien
geen gat ontstaat, kan nog over de spelers heengegooid worden (let daarbij wel op
verdedigende peddels).
F. Aanvallen vanuit balverlies
Indien een aanval is opgebouwd en er wordt balverlies geleden, kunnen twee dingen worden
gedaan. Ofwel er wordt een verdediging opgebouwd, ofwel het hele team blijft op de
speelhelft van de tegenstander. Er moet dan worden verhinderd dat de tegenstander op kan
varen en tevens moet de bal weer worden veroverd. Degene die de bal heeft verloren of
degene die het dichtst bij de bal is, gaat jagen en de rest hindert de tegenstander in
zijn aanval.
G. Kruisvaren
De twee spitsen wisselen met elkaar snel van positie, vlak voor de verdediging van de
tegenstander. Hierdoor kan in het midden een gat ontstaan, waardoor een derde speler kan
scoren.
2. Verdedigen
A. Driehoeksverdediging
De driehoek kan bestaan uit twee tot vier personen, afhankelijk van de sterkte van de
tegenstander. Als het enigszins kan moet er altijd iemand zijn die jaagt. De driehoek
blijft in z'n positie liggen (puntjes zoveel mogelijk naar voren) en laat zich niet
verleiden door de tegenstander (houd je positie in de gaten). De jager(s) proberen de bal
af te pakken en de aanval van de tegenstander te breken. Let op dat je niet te dicht op de
keeper gaat liggen. Pas als er gegooid wordt, proberen de bal te onderscheppen. Niet met
de peddel zwaaien. Probeer de driehoek zo groot mogelijk te houden en dicht. Als een
tegenstander door de driehoek heenvaart, laat hem dan maar gaan en zorg er voor dat hij
niet aanspeelbaar is.
B. Lijnverdediging
Deze verdediging wordt ook wel vier-op-een-rij genoemd. De rij ligt op ?2m achter de
middenlijn, iedereen met de punt naar voren. Elke speler heeft een denkbeeldige cirkel om
zich heen, waar de tegenstander niet doorheen mag. Komt de aanval opzet- ten, probeer dan
eerst met je punt de tegenstander uit positie te varen en hem af te schermen, zodanig dat
hij niet aanspeelbaar is. Breekt de tegenstander door, vaar dan met hem mee en blijf
tussen het doel en de tegenstander. Lukt het niet om de bal af te pakken, zak dan terug
naar een driehoeksverdediging.
C. Mandekking
Mandekking wordt gebruikt bij een gelijkwaardige of mindere tegenstander. Is een
tegenstander sneller, pas dan geen mandekking toe, maar zoek een strategische positie op.
Let wel op dat er geen gaten ontstaan. Als je bv. een tegenstander het hele veld over
blijft volgen kunnen andere tegenstanders gebruik maken van de ruimte die daardoor
ontstaat. In zo'n geval kun je er beter voor kiezen om aan jouw kant van het veld te
blijven en de tegenstander aan een ander over te laten. De spelverdeler/keeper bepaalt
wanneer manverdediging wordt toegepast. Blijf wel ten alle tijde tussen het doel en de
aanvaller in.
D. Jagen
Het jagen kan gebeuren in combinatie met andere verdedigingsmethodes, maar indien de
tegenstander niet sterk is, kan ook worden besloten om met het gehele team op de bal te
gaan jagen. De jager(s) proberen de bal af te pakken en de aanval van de tegenstander te
breken. Het spel van de tegenstander moet gestoord worden, zodat deze een fout maakt en
balverlies lijdt.
3. Positievaren
Met name bij beginnende teams is het belangrijk om te weten wat ieders plek in het veld
is, en deze ook vast te houden. Als het samenspel wat meer gevorderd is, kunnen posities
gewisseld worden. Dit wisselen van positie wekt verwarring bij de tegenstander. De
beschikbare posities zijn:
� doelverdediger: deze ligt onder het doel tijdens de verdediging
en vaart mee op, tot de middenlijn tijdens de aanval
� links achter: deze ligt tijdens de verdediging links achter in
de driehoek, en aan de linker kant van het veld tijdens de aanval
� links voor: dit is de voorste verdediger tijdens de verdediging.
Zijn taak is op links de driehoek te versterken en de aanval te storen. In de aanval ligt
hij links-midden.
� rechts achter: idem als links achter, alleen dan rechts
� rechts voor: idem als links voor, alleen dan rechts
De achterste spelers trekken tijdens de aanval naar het midden op, terwijl de voorste
spelers naar de flanken gaan. Bij balverlies in de aanval geldt het volgende: de eerste
speler die terug is (in principe is dit de keeper), is doelverdediger en de volgende twee
vormen de verdediging. Let ten alle tijde op je medespelers en voorkom dat je met z'n
twee�n of drie�n op een kluitje ligt.
4. Storen
Het belangrijkste voor de stoorder, is niet de bal te pakken te krijgen, maar om er voor
te zorgen dat de tegenstander de bal moeilijk af kan spelen en daardoor balverlies lijdt.
Een andere taak is om ervoor te zorgen dat de tegenstander geen aanval op kan zetten. In
principe blijft de stoorder bij de tegenstander en vaart niet direct terug naar de
verdediging.
OEFENING 1.A1 -counteren-
Er is een keeper en 1 verdediger. Aan de andere kant van het veld sprint 1 man naar voren,
en krijgt een bal van achteren aangegooid. De gooier sprint ook mee en krijgt dan evt. de
bal terug. De verdediger wordt omspeeld en dan wordt er gescoord. Variatie: aantal
aanvallers en verdedigers zijn uit te breiden.
aandachtspunt(en): De verdediger dient serieus te jagen en niet scoren als er geen re�le
scoringskans is. Bij meerdere verdedigers moeten deze niet om het doel blijven hangen.
OEFENING 1.A2 -counteren-
E�n boot sprint naar voren en krijgt de bal van achteren aangespeeld, hij sprint door en
probeert te scoren (geen keeper). Na twee bootlengtes voorsprong, jaagt een tweede man
(niet de balgooier) er achteraan en probeert de bal af te pakken.
aandachtspunt(en): De sprinter moet doorvaren tot normale scoringsafstand en dribbelt met
de bal.
,b>OEFENING 1.A3 -counteren-
Er zijn twee partijen: drie tegen drie. De keeper van team 1 ligt in het doel en heeft de
bal. Zijn twee verdedigers liggen in een driehoekje. De keeper van team 2 ligt net achter
de middenlijn. Zijn twee aanvallers liggen in aanvalspositie voor de driehoek. Op
fluitsignaal breken de twee spelers van team 1 uit en proberen te scoren.
aandachtspunt(en): De twee spelers van team 2 moeten fanatiek storen en de uitbraakpoging
belemmeren. Niet scoren voordat het doel aan de andere kant van het veld bereikt is. Leg
deze oefening uit op het bord.
OEFENING 1.B1 -opbouwen vanaf achterlijn-
Er zijn twee partijen: drie tegen drie. Team 1 ligt op de eigen helft in
verdedigingspositie (ongeveer op de middenlijn). Team 2 krijgt de bal en bouwt een aanval
op (niet counteren) vanaf de achterlijn. De spelers van team 1 moeten de aanval proberen
te breken en de bal af te pakken. Als dat gebeurd is, wisselen.
aandachtspunt(en): Probeer de aanval over de volle breedte van het veld te houden. Scoor
niet in het wilde weg, maar probeer bewust kansen te cre�ren.
OEFENING 1.B2 -opbouwen vanaf achterlijn-
Zie oefening 1.B1, maar nu liggen de verdedigers van team 1 op de speelhelft van team 2.
aandachtspunt(en): Zie oefening 1.B1. Niet counteren!
OEFENING 1.C1 -opbouwen vanaf middenlijn-
Er zijn twee teams. De bal wordt midden uitgenomen. De bal wordt eerst naar achteren
gespeeld. Een speler vaart door naar voren en begint te storen in de verdediging. De rest
van het team vaart op en speelt de bal drie keer rond. Indien er ondertussen een gat is
ontstaan, probeer dan te scoren.
aandachtspunt(en): Richt de aandacht op balbezit.
OEFENING 1.C2 -opbouwen vanaf middenlijn-
Er zijn twee teams. De bal wordt in het midden uitgenomen. Direkt sprint het hele team
naar voren en probeert te scoren.
aandachtspunt(en): Voor het scoren eerst een gat cre�ren.
OEFENING 1.C3 -opbouwen vanaf middenlijn-
Er zijn twee teams. De bal wordt in het midden uitgenomen. Direkt counteren de twee
voorste spelers, krijgen de bal van achteren aangespeeld en scoren.
aandachtspunt(en): Probeer te scoren vanuit de hoeken.
OEFENING 1.D1 -aanval over 1 zijkant-
Er zijn twee teams. Vanaf de middenlijn varen twee spelers over ��n kant naar voren en
storen daar de verdediging. Een derde speler vaart met de bal helemaal buitenom (langs
dezelfde kant) en probeert van daaruit te scoren. Lukt dit niet, leg de bal dan terug op
de vierde speler, die altijd op een aanspeelbare positie moet liggen. Stop de aanval, vaar
terug en probeer het nog een keer.
aandachtspunt(en): Spreek van tevoren af wie er gaat scoren en, hoe verleidelijk of het
ook is, hou je aan die afspraak. Van te voren uitleggen op het bord.
OEFENING 1.D2 -aanval over 1 zijkant-
Er zijn twee teams met volle bezetting. Team 1 ligt in de driehoeksverdediging. Team 2
bouwt de aanval op. De meest rechtse aanvaller krijgt de bal. De twee middelste aanvallers
gaan rechts en in het midden van de driehoek de verdedigers afleiden (niet door de
driehoek heen breken). De meest rechtse speler vaart met de bal over de rechter kant
richting de hoek van het veld. Als hij daar aankomt, trekt de aanvaller die in het midden
aan het storen was, zich terug. Inmiddels is de meest linkse speler met een
afleidingsmanoeuvre via het midden, naar de linker hoek van het veld gevaren. De meest
rechtse aanvaller gooit nu de bal naar de middelste aanvaller die zich teruggetrokken
heeft en deze gooit op zijn beurt de bal naar de meest linkse speler, die scoort vanuit de
hoek. De meest rechtse speler is inmiddels over de achterlijn achterin de
verdedigingsdriehoek gevaren en kan een mislukte scoorpoging alsnog goed maken.
aandachtspunt(en): Leg deze oefening heel uitgebreid uit op het bord en eet smakelijk. De
keeper blijft altijd aanspeelbaar. <P.OEFENING 1.E1 -aanval middendoor-
Er zijn twee teams. E�n team ligt in een driehoeksverdediging. Twee aanvallers proberen
vanuit het midden de verdedigers naar buiten te varen. Een derde speler krijgt de bal
aangespeeld, vaart middendoor en scoort.
aandachtspunt(en): Wacht tot er een goed gat is en speel ondertussen de bal rond.
OEFENING 1.E2 -aanval middendoor-
Er zijn twee teams. E�n team ligt in een driehoeksverdediging. De eerste aanvaller vaart
de driehoek binnen en draait zich daar om. Een tweede aanvaller stoort voorin de driehoek,
de derde aanvaller vaart ook richting centrum, dusdanig dat de eerste aanvaller
aanspeelbaar is. Deze krijgt de bal, legt terug op de derde speler, die scoort.
aandachtspunt(en): Ballen absoluut in de handen spelen. Korte flitsende aanval.
OEFENING 1.F1 -aanvallen vanuit balverlies-
Er zijn twee teams. E�n team ligt in een driehoeksverdediging, het andere team vaart
eromheen. De trainer heeft de bal. Op zijn fluitsignaal is er balverlies. De trainer gooit
de bal naar een verdediger. De aanvallende partij probeert onmiddellijk de bal te
heroveren en de tegenaanval te blokkeren.
aandachtspunt(en): De aanvaller die het dichtst bij de bal is gaat onmiddellijk jagen en
de rest past een man op man verdediging toe.
OEFENING 1.G1 -kruisvaren-
Drie spelers liggen in een driehoeksverdediging. Vanaf de middenlijn varen de twee
buitenste aanvallers kruislings op. Vlak voor de driehoek kruisen zij elkaar, varen door
richting achterlijn en draaien daar weer om.
aandachtspunt(en): Probeer de voorste verdedigers mee te lokken.
OEFENING 1.G2 -kruisvaren-
E�n team ligt in een driehoeksverdediging. Vanaf de middenlijn varen de twee buitenste
aanvallers kruislings richting driehoek. Vlak voor de driehoek kruisen zij elkaar en
lokken de voorste verdedigers met zich mee. Zij ondersnijden dan met de neus richting
verdediging, net achter de voorste verdedigers. De derde aanvaller vaart met de bal op,
legt 'm terug op de vierde, vaart door het ontstane gat de driehoek in en maakt daar
ruimte zodat de vierde aanvaller over zijn boot heen kan scoren.
aandachtspunt(en): Indien de aanval mislukt, varen de twee kruisvaarders terug, krijgen de
bal en kan de aanval opnieuw worden opgebouwd.
OEFENING 2.A1 -driehoeksverdediging-
Er zijn twee teams. Team 1 vormt een driehoek, waardoor team 2 probeert heen te breken.
Varieer het aantal driehoeksverdedigers en jagers. Als de trainer fluit, dan wisselen.
aandachtspunt(en): Houdt de driehoek zo goot mogelijk, maar wel dicht. Blijf met de punten
naar voren liggen.
OEFENING 2.A2 -driehoeksverdediging-
Er zijn twee teams. De spelers liggen op een willekeurige plek door elkaar heen. Op
fluitsignaal gooit de trainer de bal naar een willekeurige plek in het veld en geeft aan
welk team balverlies lijdt. Het team dat de bal niet krijgt, sprint razendsnel naar het
eigen doel en bouwt een driehoek op. Het andere team probeert hier doorheen te breken.
Spreek van tevoren het aantal driehoeksverdedigers en jagers af.
aandachtspunt(en): Het gaat bij deze oefening niet om het scoren, maar om het goed
dichthouden van de verdediging en het bewust cre�ren van gaten.
OEFENING 2.A3 -driehoeksverdediging-
De keeper ligt onder het doel en twee verdedigers vormen een driehoek. Twee aanvallers
storen de driehoek, terwijl een derde aanvaller met de bal opvaart en probeert te scoren.
aandachtspunt(en): Niet scoren voordat er een duidelijk gat is.
OEFENING 2.B1 -lijnverdediging-
De keeper ligt onder het doel. Vier verdedigers liggen op een denkbeeldige lijn (net
achter de middenlijn) met de punt naar voren. Vier aanvallers proberen door de linie heen
te breken en te scoren. De verdedigers blokkeren de aanval in eerste instantie door met de
punt van de boot de tegenstander uit koers te varen en daarna door achteruit mee te varen,
tussen de aanvaller en het doel in te blijven.
aandachtspunt(en): Breekt de tegenstander toch door, zak dan terug op een
driehoeksverdediging.
OEFENING 2.B2 -lijnverdediging-
Drie spelers liggen op ��n lijn. Drie andere spelers proberen erlangs te varen.
Manoeuvreer je boot dusdanig, dat je in de vaarroute van je tegenstander ligt. Op het
moment dat er nog ongeveer 1 boot tussenafstand is, sprint je naar voren en drukt de punt
van de ander weg.
aandachtspunt(en): Oefening zonder bal, blijf niet stil liggen wachten tot de tegenstander
er is. Een stilliggende boot is erg makkelijk te passeren.
OEFENING 2.B3 -lijnverdediging-
Drie verdedigers liggen op ��n lijn. Vier aanvallers komen opvaren. Een vierde
verdediger is jager en probeert de bal te pakken te krijgen. Krijgt een andere aanvaller
de bal aangespeeld, dan wordt de dichtstbijzijnde verdediger jager. De andere verdedigers
passen mandekking toe.
aandachtspunt(en): Scoren is niet de bedoeling, balbezit wel.
OEFENING 2.C1 -mandekking-
Zwaan kleef aan. De voorste boot probeert te ontsnappen, terwijl de achterste boot continu
op z'n hielen zit.
aandachtspunt(en): Doe dit niet te lang achter elkaar en wissel.
OEFENING 2.C2 -mandekking-
Teambal. De trainer wijst tweetallen aan, die tijdens het spelletje bij elkaar blijven. Op
hoog tempo gaan jagen, vrij varen en overgooien. Niet langer dan 5 minuten.
aandachtspunt(en): Blijf bij je man, maar komt de bal in de buurt, probeer dan eerst
de bal te pakken te krijgen. Lukt dit niet, ga dan direkt terug naar je man.
OEFENING 2.D1 -jagen-
Zwaan kleef aan, met een bal erbij. De voorste speler vaart met de bal en de achterste
speler probeert de bal af te pakken. Heeft de achterste de bal, wissel dan om.
aandachtspunt(en): Het is slim om de bal aan de vrije kant van de boot te houden.
OEFENING 2.D2 -jagen-
Drie boten liggen stil in een ruime driehoek en gooien de bal over. Een vierde gaat in
hoog tempo jagen en probeert de bal te onderscheppen.
aandachtspunt(en): Gooi pas op het laatste nippertje en wissel af.
OEFENING 2.D2 -jagen-
Een stuk of wat verdedigers liggen op een lijn. Een zelfde aantal aanvallers komt opvaren
en probeert te passeren. Dit mag niet gebeuren, de verdedigers gaan jagen op de bal en
sorrugge ervoor dat ze d'r nooitnie langs kenne komme.
aandachtspunt(en): Zorg ervoor dat het spel binnen het veld blijft.
OEFENING 3.A -positievaren-
Het hele team gaat op de basispositie liggen en vaart in ��n geheel op, de bal
overgooiend.
aandachtspunt(en): Blijf in positie en vaar heel rustig.
OEFENING 3.B -positievaren-
Het hele team gaat op de basispositie liggen en vaart in ��n geheel op, de bal
overgooiend. Halverwege het speelveld wisselen de linker en rechter spelers op
fluitsignaal van positie.
aandachtspunt(en): Tijdens de wissel sprinten.
OEFENING 3.C -positievaren-
Er wordt kris kras door het veld gevaren. Op fluitsignaal sprint iedereen terug naar zijn
speelhelft en gaat daar op de afgesproken positie liggen.
aandachtspunt(en): Weet, waar je medespelers heen moeten en vaar elkaar niet in de weg.
OEFENING 3.D -positievaren-
Stoelendans. Vier spelers gaan op positie liggen. E�n speler gooit de bal naar een ander
en sprint naar de lege plaats. Degene die de bal heeft gekregen, speelt de bal weer af en
sprint weer naar de lege plaats enz. enz.
aandachtspunt(en): Deze oefening kan zowel stilliggend als opvarend gedaan worden.
OEFENING 4.A -storen-
Drie spelers varen overspelend op met de bal. Drie andere spelers proberen door fanatiek
te storen bij de anderen een fout te ontlokken waardoor ze de bal te pakken krijgen.
aandachtspunt(en): In eerste instantie gaat het niet om de bal, maar om de
afspeelmogelijkheden te minimaliseren.
OEFENING 4.B -storen-
Vier spelers vormen een driehoeksverdediging. Drie spelers vallen aan en spelen de bal
rond de driehoek. De twee buitenste verdedigers moeten de aanvallers storen in hun spel,
maar tegelijkertijd de verdediging intact laten.
aandachtspunt(en): Niet scoren. Heel kort storen en terug.