TRAININGS HANDBOEK KANOPOLO
5. BALTECHNIEK
TECHNIEKEN

Bij de baltechniek is het belangrijkste ervoor te zorgen, dat je jezelf niet blesseert. Denk hierbij aan de schouder en elleboog. Let erop dat je nooit je arm helemaal strekt ("je arm weggooien"). Tevens is het van belang dat je weet dat je medespeler de bal verwacht.
1. Strakke ballen
Er zijn twee verschillende manieren om, een strakke bal te gooien: bovenlangs en onderlangs.
Bovenlangs: Arm zo ver mogelijk naar achter uitstrekken (inclusief de schouder), met de hand achter de bal. Dan in een rechte lijn over de schouder heen, helemaal naar voren, met aan het eind een soort "slinger" van de onderarm. De bal nawijzen met de hand. ARM NOOIT HELEMAAL UITSTREKKEN. Let er ook op dat nooit harder wordt gegooid dan noodzakelijk is. Dit ook in verband met het vangen en eventueel wegstuiteren van de bal.
Onderlangs: Arm en schouder naar achteren, elleboog naar voren, de bal vlak over het water laten scheren en dan een "slinger"met de onderarm, waarbij de bal schuin omhoog gaat. Deze worp wordt voornamelijk voor het scoren gebruikt.
2. Boogballen
Het begin is hetzelfde als de strakke bal. De arm en schouder moeten ver naar achteren, alleen dan moet de elleboog naar boven worden bewogen en de "slinger" met de onderarm is ook naar boven gericht. Zorg ervoor dat de bal minimaal een peddellengte boven het water omhoog gaat. Het is belangrijk om te kijken naar de plek waar de bal uiteindelijk terecht moet komen.
3. Afstandballen
In principe geldt voor een afstandbal: zo hard mogelijk. De gooitechniek zal afhankelijk van de situatie een kruising tussen een strakke- en een boogbal worden. Ook hier is het belangrijk om te kijken naar de plek waar de bal uiteindelijk terecht moet komen. Let op dat de bal altijd aan de buitenkant (waar geen tegenstander is) terecht komt. Als naar iemand wordt gegooid, die in een sprint zit, altijd VOOR de boot gooien.
4. Achterlangs gooien
De bal moet achter de rug omgeslingerd worden, vlak over de boot heen. Bij een boogbal achterlangs, moet het lichaam naar voren worden gebogen. Achterlangs gooien is handig, indien de tegenstander je voorkant afschermt.
5. Over het hoofd heen gooien
De worp moet worden begonnen met een gestrekte arm. Afhankelijk van de te overbruggen afstand, de arm op het laatst gestrekt houden, of buigen. Deze bal is handig, indien over een naastgelegen tegenstander heengegooid moet worden.
6. Plaatsen van de bal
De bal kan worden geplaatst in de handen of in het water. Let daarbij op, wat degene doet, die de bal krijgt. Als deze aan het varen is, kan het verstandig zijn, om niet in de handen, maar in het water te gooien (VOOR de boot). Wordt de bal naast de boot geplaatst, let dan altijd op, waar de tegenstander zich bevindt en plaats de bal aan de andere kant van de boot. Gooi niet te hard, als je op iemand z'n handen mikt. Pas op dat de bal niet op de boot kan wegstuiteren.
7. Vangen
Het vangen kan met 1 en met 2 handen. Het voordeel van met 1 hand vangen is, dat je de peddel kunt blijven vasthouden. Het vangen gebeurt meestal door de bal eerst te stoppen en dan op het water stil te leggen. Bij niet te harde ballen, kan ook in 1 keer gevangen te worden, door eerst de snelheid uit de bal te halen (hand met de balbeweging mee laten gaan). Indien met twee handen wordt gevangen, is het van belang om 1 hand achter de bal te hebben en met de andere hand de bal te consolideren. Als de bal van links komt, vang je in principe ook met links en vice versa. Alleen als de bal over het voordek komt, kan ook met de andere hand worden gevangen.
8. Peddeltechnieken
Met de peddel kan een aantal dingen worden gedaan:
�    onderscheppen
�    balgooien
�    bal uit het water wippen
�    bal stoppen/vangen
Onderscheppen gebruik je, als je dicht bij een tegenstander bent, die de bal wil gooien. Je onderschept de bal door de peddel razendsnel in de baan van de bal te brengen (NIET HAKKEN).
Bij het gooien ligt de bal stil op het peddelblad. Door de peddel een zwiep te geven (niet slaan), kan de bal worden gegooid. Dit kan zowel vooruit als achteruit. De bal kan uit het water worden gewipt, door een klein tikje op de bal te geven en dan het peddelblad eronder te bewegen. Dit is goed te gebruiken als de bal net buiten handbereik is.
De bal stoppen gebeurt door eerst de snelheid uit de bal te halen en er dan voor te zorgen, dat de bal naast of voor de boot in het water terecht komt. Het vangen kan bij kleine boogballetjes. Let op dat de bal niet wegstuitert. Gebruik deze techniek alleen als je zeker bent van je zaak. In andere gevallen is het verstandiger om de bal eerst met de hand(en) te vangen.

9. Dribbelen met de peddel
Dribbelen kan links en rechts. De peddelhouding verandert niet tijdens het dribbelen. Met links gebeurt dit door de bal een tikje te geven en de holle kant van het peddelblad onder de bal te bewegen. Gooi dan de bal met de peddel een paar meter voor de boot uit. Een andere manier is de peddel heen te aaien en dan de bal op het peddelblad te laten rollen. Met rechts is dit in principe hetzelfde, alleen dan met de bolle kant van de peddel naar boven.
10. Kenteren met de bal.
Word je omgeduwd terwijl je in balbezit bent, denk dan altijd eerst aan de bal. Kun je hem veilig afgeven voor je onder gaat, doe dit dan. Neem de bal anders mee onder water, kenter en geef de bal af aan een teamgenoot. Dit alles binnen 5 seconden. Kenter dan met de vrije hand.
11. Scoren
Dit is uiteraard het belangrijkste van het spelletje. In principe kun je vanuit elke positie scoren. Schuin voor het doel heb je de meeste kans. Probeer niet te scoren als er meer dan twee tegenstanders tussen jou en het doel liggen. De kans dat de bal onderschept wordt is dan vrij groot. Houdt de keeper zijn peddel omhoog, mik dan bewust naast het peddelblad. Een mislukte doelpoging heeft meestal balverlies tot gevolg, dus wees alert op een evt. rebound en ga gelijk storen. Hele leuke doelpunten zijn de boogballetjes die net achter de peddel langs gaan. De meeste doelpunten zijn echter gewoon hard en strak, boem knal pats erin. HOI HOI.
OEFENING 1A -strakke ballen-
Ga in twee rijen op de kant tegenover elkaar staan (ongeveer 5 meter tussenruimte). Gooi met strakke ballen bovenlangs over. Vergroot eventueel de afstand. Doe deze oefening ook onderlangs.
aandachtspunt(en): Gooi niet harder dan nodig is en let op de techniek.
OEFENING 1B -strakke ballen-
Ga op de kant in een kring zitten en gooi over. Zowel boven als onderlangs.
aandachtspunt(en): Roep de naam van degene waar je naar toe gooit.
OEFENING 1C -strakke ballen-
Ga met twee boten met de punten tegen elkaar liggen. Gooi de bal minstens tien keer over zonder dat de bal het water raakt.
aandachtspunt(en): Mik op de neus van je partner. En let op de techniek. Gooi niet harder dan nodig is.
OEFENING 1D strakke ballen-\
Ga op ongeveer 4 meter van het doel afliggen. Gooi de bal onderlangs in het doel.
aandachtspunt(en): Probeer op de hoeken te mikken.
OEFENING 1E -strakke ballen-
E�n boot ligt in het midden. De andere boten varen in een rondje er omheen. Gooi heen en weer van het midden naar de kring. Wissel de vaarrichting en de middelste speler af.
aandachtspunt(en): Vaar in een redelijk tempo, mik op de handen en have fun.
OEFENING 2A -boogballen-
Zie oefening 1a, 1b en 1c. Variatie; leg 1 boot ertussenin, die de bal probeert te onder- scheppen (lummelen).
aandachtspunt(en): Mik de bal in de schoot van je medespeler.
OEFENING 3A -afstand ballen-,br> Ga in twee rijen tegenover elkaar liggen met ongeveer 10 meter tussenruimte. Gooi de bal recht in de handen van je medespeler.
aandachtspunt(en): Let op dat je je arm niet weggooit. Pas zonodig de afstand aan. Nauwkeurig gooien is belangrijker dan hard gooien.
OEFENING 4A -achterlangs gooien-
Ga met twee boten parallel aan elkaar liggen, tussenruimte ongeveer 4 meter. Gooi de bal achterlangs in de handen. Doe dit zowel links als rechts.
aandachtspunt(en): Ga niet te ver uit elkaar liggen. <P.OEFENING 5A -over het hoofd heen gooien-
Zie oefening 4a. Variatie; leg nu 1 persoon ertussenin die de bal probeert te onderscheppen. Doe dit links en rechts.
aandachtspunt(en): Probeer in de schoot te gooien.
OEFENING 6A -het plaatsen van de bal-
Vaar met twee boten vlak naast elkaar en plaats de bal over de boot heen schuin voor het puntje van de ander.
aandachtspunt(en): Let op dat de bal voor de persoon neer komt, zodanig dat deze geen koerscorrectie hoeft toe te passen.
OEFENING 6B -het plaatsen van de bal-
Vaar met twee boten recht achter elkaar. De achterste plaatst de bal voor de voorste en de voorste gooit de bal weer terug naar de achterste. Variatie: de achterste gooit de bal voor de voorste en sprint dan naar voren enz.
aandachtspunt(en): Bij het naar achter gooien eerst kijken.
OEFENING 7A -vangen-
Voor het met twee handen vangen, zie oefening 1,2 en 3.
aandachtspunt(en): Probeer jezelf aan te leren met ��n hand de bal te stoppen en met de andere hand de bal te klemmen.
OEFENING 7B -vangen-
Ga in twee rijen tegenover elkaar liggen met ongeveer 5 meter tussenruimte. Gooi de bal en stop hem met ��n hand en leg de bal dood op het water. Doe deze oefening links en rechts.
Variatie: ga parallel liggen.
aandachtspunt(en): Komt de bal van links, stop hem dan links en komt de bal van rechts, stop hem dan rechts.
OEFENING 8A -peddeltechnieken-
Ga met z'n twee�n tegenover elkaar liggen, met een derde persoon in het midden. De buitenste twee gooien over binnen het bereik van de peddel van de middelste persoon. Deze probeert de bal te onderscheppen.
aandachtspunt(en): Zorg ervoor dat de bal gevangen kan worden.
OEFENING 8B -peddeltechnieken-
Drie boten liggen stil in een ruime driehoek en gooien de bal over. Een vierde gaat in hoog tempo jagen en probeert de bal te onderscheppen.
aandachtspunt(en): Gooi pas op het laatste nippertje en wissel af.
OEFENING 8C -peddeltechnieken-
Ga met z'n twee�n de bal met de peddel overgooien. Doe dit zowel voor- als achteruit.
aandachtspunt(en): Plaats de bal goed in de handen.
OEFENING 8D -peddeltechnieken-
Ga op vier meter van het doel af liggen en plaats de bal met de peddel in het doel. Doe dit zowel voor- als achteruit.
aandachtspunt(en): Zorg voor mensen achter het doel om ballen te halen en wissel af.
OEFENING 8E -peddeltechnieken-
Ga met twee boten tegenover elkaar liggen. De ��n gooit de bal net buiten het handbereik van de ander. Deze wipt de bal met de peddel omhoog en vangt 'm op (evt. laat je de bal over de peddel naar je toe rollen).
aandachtspunt(en): Maai niet eerst de bal door het water naar je toe (dit duurt te lang). Indien de bal te ver weg ligt, breng dan eerst de boot naar de bal.
OEFENING 8F -peddeltechnieken-
Ga met twee boten tegenover elkaar liggen. De ��n gooit een strakke bal net buiten het handbereik van de ander. Deze stopt de bal met de peddel af.
aandachtspunt(en): Zorg dat de bal binnen handbereik in het water komt te liggen.
OEFENING 8G -peddeltechnieken-
Wip de bal met de peddel uit het water omhoog en vang hem op met het andere peddelblad. Blijf dan met de peddel de bal van blad naar blad overgooien.
aandachtspunt(en): Gooi de bal boven je voordek omhoog.
OEFENING 9A -dribbelen met de peddel-
Neem een bal mee en dribbel in een rustig tempo.
aandachtspunt(en): Houd de bal bewust links of rechts van de boot.
OEFENING 9B -dribbelen met de peddel-
Twee boten varen achter elkaar. De voorste dribbelt met de bal en de achterste probeert de bal af te pakken. Wissel dan af.
aandachtspunt(en): Houdt het tempo hoog.
OEFENING 9C -dribbelen met de peddel-
Vaar met twee boten in een rustig tempo en speel de bal met de peddel over.
aandachtspunt(en): Maak de afstand niet te groot en plaats de bal voor de boot van de ander.
OEFENING 10A -kenteren met de bal-
Neem een bal in je hand en leg de peddel opzij. Sla om en kenter met de bal in je hand.
aandachtspunt(en): Doe dit binnen vijf seconden.
OEFENING 11A -scoren-
Leg een keeper onder het doel. E�n persoon gooit vanuit de hoek (of een andere plek) een bal naar een derde persoon die op komt sprinten. Deze probeert te scoren.
aandachtspunt(en): Gooi de bal in de handen (evt. voor de boot). Degene die heeft gescoord, haalt de bal ook weer op.
OEFENING 11B -scoren-
Leg een keeper ondersteboven op het doel. Neem zonodig een trapje. E�n persoon gooit vanuit de hoek (of een andere plek) een bal naar een derde persoon die stil voor het doel ligt. Deze probeert te scoren. Doe dit minstens drie keer achter elkaar.
aandachtspunt(en): Gooi de bal in de handen (evt. voor de boot). De andere spelers halen de bal op.